Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3902. Johan Maurits van NassauGa naar voetnoot7). (H.A.)Het spijt mij zeer te hooren, dat Z.H. en de Prinses ziek zijn. Nu het garnizoen dit kasteel verlaten heeft, evenals de Jezuïeten, die thans gehuisvest zijn in het nieuwe gebouw, dat de prinses de LigneGa naar voetnoot8) voor hen heeft laten zetten, ben ik druk bezig met het versterken van het kasteel en het bijeenbrengen van eene bezetting van 100 man. Ik ben het eens geworden met mijne broeders over het derde deel van onze vaderlijke nalatenschap, wat dit graafschap aangaat, en heb gisteren den eed van de bewoners in ontvangst genomen. Spoedig reis ik naar Cassel. Ik zal Z.H. niet meer zoo dikwijls lastig vallen met mijne brieven, maar spoedig naar Wesel terugkeeren. De Siegue, ce 16/26me de Febvrier 1645. Hierbij gaat een brief aan den heer BarlaeusGa naar voetnoot9), uit welken blijkt, hoeveel | |
[pagina 130]
| |
vertrouwen de Jezuïeten in mij stellen. De schrijver van den brief, pater SibeniusGa naar voetnoot1), prijst u zeer. |
|