Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3851. J. van ReedeGa naar voetnoot6). (H.A.)‘Van de mando et contramando sal worden gedient, nae dat den windt wil waeijen; dan alsoo die lange in een quaet gatt heeft gestaen, soo vrese maer weijnich gaeten; maer indien onse staet, gelyck men in Laplandt doet, den doeck conde ontknopen, om windt te geven nae wensch, gelijck men seyt, dat Holland meint te doen aen Denemarcken en Sweden, om dieghene, | |
[pagina 105]
| |
die geen vrede will, op t lijf te vallen, soo waer goed weder te verwachten, gelijck tertia persona dat huijden aen ons heeft bekent, en seyt het oock te syn nootsakelick, bysonder als Vranckryck mede wou varen, en hoopen oock, dat het van Denemarcken een voorspoock is; daer sla geluck toe’. Als gij mijn schoonzoonGa naar voetnoot1) nu niet kunt helpen, doe het dan later eens. ‘De disputen vermeerderen daechlyckx onder de generaels en het schijnt, het gemunt is om de nobiliteijt te extirperen met de bisschoppen en papisten. Syn Mat. heeft versocht salveconduit van de commissarisen voor den hartoch van RichemontGa naar voetnoot2) en grave van SouthamptonGa naar voetnoot3), om syn antwoort alhier te brengenGa naar voetnoot4), waerop is gerescribeert, als syn Mat. haer wil kennen voor het parlement van Engelandt, dat dan een salveconduit sal worden gesonden; andere seggen, als die twe bovengenoemde heeren haer sullen addresseren aen haer als aen het parlement. Een predicant heeft op stoel gebeden, dat Godt de heere des Coninckx harte wilde verharden en de propositien van vrede niet doen aennemen. In t parlement sijn 84 personen bedienende ampten, het minste waerdich tienduesent ℔Ga naar voetnoot5) jaerlyckx, daeronder mede van hondert, 50, 40, 30 en 20 duesent ℔; dese hebben duesende van minder officieren onder haer, die mede vett syn; het is hard voor vleijs en bloet van dit alles soo te scheijden, want in vrede die alle niet connen continueren. Een ontfanger van den impost heeft 30 m. ℔ jaerlyckx, en soo syn der met mennichten’. Denkt gij om van Wijnbergen te AmersfoortGa naar voetnoot6)? London, 16 Decemb. 1644. ‘Gisteren is hier gearriveert een Sweets commissaris, van geboorte een Scotsman, genaemt Malren, een quaet teyken; heeft alleen credentialen aen het parlement. Dit werck is enige jaren in den hoovenGa naar voetnoot7) geweest en nu eerst gaer gebacken; aliquid monstri alitur; caveant sibi TGa naar voetnoot8), ofte volucres. Men seyt, dat Cromwels regiment geheel naer huys is gelopen en dat de graef van MontroseGa naar voetnoot9) 1500 Scotten sou hebben verslagen [en] elf lords gevangen. - Men seyt, dat de Coningh de commissarisen in syne royale pompe sou hebben ontfangen, sittende in syne conincklycke stoele en veel gewapende om hem heen hebben[de], t welck de coluere van de commissarisen bleeck deed wordenGa naar voetnoot10); het schynt te toonen, dat hy noch niet soo deject was, als men hier presumeert en hem acht’. |
|