Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3493. J. van ReedeGa naar voetnoot12). (H.A.)Z.H. heeft mij beloofd naar Utrecht aan de edelen te schrijven, opdat | |
[pagina 474]
| |
mijn zwager onder hen zou worden opgenomen; wilt gij zorg dragen voor het stellen van het stuk? ‘Wy syn hier bycans afgesneden van alle geselschap; de Commons mogen geen visiten van ons ontfangen; de Lords sijn daervan vrij, maer d'andere worden daer jalours van; wy connen nu by het licht sien, hoe de saeken hier gaen, wat de disputen en wat het oochmerck is. Ik wenste, dat Cabelyou hier waer met syn hoochduijtschen confraterGa naar voetnoot1); sij souden haer ambacht, soo als t hier geexerceert wert, verfoeijen. - De werelt, tsedert dat U Ed. hier was, is gants verandert; doen was t [dat sy] in weelde versleten haeren tijt in plaijsieren en wulpsheden, maer nu syn die humeuren verandert ende met eenen anderen geest verlicht, ende dieselvige houden nu vastdagen in haer huijsen, en werden daerinne vier predicatien op enen dach gedaen, alwaer het puepel met menichte haeren toeganck mach hebben, t welck voorwaer is eenen grooten ijver en contentement voor de arme gemeijnte, en hierinne toonen de grooten haer gants niet nalatich, maer syn exempelen van heylicheijt, soodat het geschapen is, dat alles nieu sal worden en het oude verworpen. Den grave van WarwijckGa naar voetnoot2) hout heden so eenen vast en bidtdach, en gisteren deed het mylady WallerGa naar voetnoot3), soodat in plaets van banquets de predicatien werden gedaen en sy, met d'arme gemeijnte, gespijst en gelaeft met beteren dranck en cost als te vooren. Ick can niet scrijven, met wat eene genegentheijt ick dit aensie ende soo eene veranderinge admirere’ ..... London, 7en Aprilis 1644. |
|