Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3364. Aan C. Barlaeus. (K.A.)Gij hebt een goed werk gedaan met al uwe redevoeringen in één bundeltje te vereenigenGa naar voetnoot14) en ik dank u voor het zenden er van. Ik heb na mijn vertrek | |
[pagina 429]
| |
zoo goed als geen enkel versje kunnen schrijven; alleen iets, dat vroeger geschreven is, kan ik hierbij zenden. Als gij nog in den Haag zijt, zoek dan mijne jongens eens op. En doe uw best, dat de drostGa naar voetnoot1) en zijne vrouw in het najaar in den Haag komen. Assened. in castris, XII Aug. 43. ‘Poemata Latina pridem omnia lustravi, et in pagellas quaquaversusGa naar voetnoot2) mobiles congessi. Supersunt vernacula, quibus me sensim applicabo. Totam massam tibi digerendam, ut convenimusGa naar voetnoot3), instante vel autumno vel hyeme daturus sum, ut sic finem ineptiendi semel simulque faciamus’. |
|