Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3273. R. van Naerssen. (L.B.)Den 8 deser hebbe ick aen UEE geschrevenGa naar voetnoot4); hope UEE denselven wel sult ontfange hebbe, die ick alsnoch confirmere. Daerbij compt, mijn uit | |
[pagina 389]
| |
Gendt van den 12 deser wert geschreven: Alhier is groote onenicheyt, doordien de Fransse meester sijn in campanie; men moet alle stede tegen haer met groot garnisoen besette, te meer sij met 20000 man versterckt werden. Men vreest, sij Namen ofte een platse van importance sullen belegge; de Spaniaerts vertrouwe geen Nederlanders ende d'ander haer niet; somma de grooteGa naar voetnoot1) onenichheijt; men is doende om te resolveren huerlinge ofte soldaten aen te neemen door Vlanderen om t lant te defenderen, alsoo onse wachten qualijck connen beset werden; geen van alle bijgelege forten sijn met vijuvris ofte amonitcie versien, ende het compt ons wel, de Prinsse ons niet moeyt. Men begint te roupe, dat [het] statenleeger hier sal commen, soodat in t lant van Waes eenige soldaten ende boeren sullen oppasse, maer hier is t alsofte vrede waere. Ende in gevalle de Prinsse itwes van importance quam te neemen, men soude een vremdt spel sien, alsoo hier vrij stout gesproken wert. - Noch vrij meerder partickeliereteijte, soodat ick voor vast stelle, dat in gevalle syn Hooch.t can resolveren, ons niet mogelyck is, dat te connen missche met Godes hulpe, ende sij alsnoch van opinie, niet meer als 200 man van doen te hebbe om t werck te doen; doch alsoo t Godt Almachtich ende sijn Hooch.t moet blieven, sal desselves wille wachten. Maer ofte het mogelyck was, dat men mijn vertroude, wat heyl soude ons te goede comen; maer compt van een coopman, ergo geen geloof, niettegenstaende ick t dier genoucht voor mijn persoon stelle om gelooft te werde ..... Rotterdam, 15 Junij 1643. |
|