Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3264. D. de WilhemGa naar voetnoot4). (L.B.)In den ingesloten brief verzoekt advokaat DedelGa naar voetnoot5) u hem te helpen voor zijne benoeming; het schijnt, dat men de beide colleges wil samensmelten, maar dan is er, dunkt mij, geene benoeming noodig. Hierbij gaan twee brieven van BurlamachiGa naar voetnoot6) over den toestand in Engeland. De Staten moesten tusschen beiden komen, voordat het te laat is; de oorlog is toch tot nadeel van den handel en van de kerk. De Staten van Holland zijn bijeen; natuurlijk zullen zij alleen besluiten, wat nuttig is voor hunne stad en voor hen zelf. ‘Ils s'amusent diligemment pour entasser quelque peu, mais j'ay peur que ces fourmis | |
[pagina 385]
| |
d'estat ne gastent le jardin de la Hollande et de toutes nos Provinces’. Zij hebben aan de kantoren van Haarlem en Rotterdam verboden, het tractement van Z.H. uit te betalen, nu er gebrek aan fondsen is. Natuurlijk zullen zij geene kosten willen maken voor een gezantschap naar Engeland. En dan de personenquaestie daarbij! RenswoudeGa naar voetnoot1) en Boreel vertrouwen zij niet. Als men den heer van Sommelsdyck zond en een ander uit Noord-Holland, zouden zij minder moeilijkheden maken. Zelfs de dominees komen op tegen onze handelwijze. Men moet soms ook eens gelegenheid maken en eene alliantie met Engeland steunt den godsdienst en het Huis van Oranje. 2 de Juin 1643, a la Haye. |
|