Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3114. Aan J.A. Bannius. (K.A.)Door drukte verhinderd, heb ik u niet eerder de hierbij gaande brieven kunnen zenden. Gij ziet er uit, wat de Franschman nu weer beweert, en moet zelf weten, of gij hem weerleggen wilt. Den heer Mersenne, die mij telkens vraagt, wat gij voorbereidt over de muziekale nomenclatuur, heb ik een exemplaar van u gezonden. ‘Cantiunculam versibus BrosterhusijGa naar voetnoot5) aptatam venustissimam assero omnium, quas hactenus peperisti. Si theoriae, quam nondum capio, praxis, quam quivis capit, simili usque successu respondeat, facilius me in castra tua pertraxeris. Plane sic est, amice, neminem prosodia poetam facit; necesse est arti genius concurrat; alterius sic altera poscit opem res et conjurat amice’ ..... In castris Bodberg, XIV Cal. Sept. (= 19 Aug.) CIƆIƆCXLII. Om de gedichten van DonneGa naar voetnoot6), waarnaar gij gevraagd hebt, omdat zij u geschikt schenen om op muziek te worden gezet, heb ik naar huis geschreven, maar men kon het boek niet vinden. Doch vraag uwe buurvrouw Tesselschade om mijne vertalingenGa naar voetnoot7); gij kunt er uit zien, hoe voortreffelijk de maat van die Engelsche verzen is. Ik heb bij die vertalingen eene kleine voorrede geschreven, waarover ik, o wonder, nog nooit berouw heb gehad. Zoodra ik weer t'huis ben, zal ik u de Archibarbitos, die ik uit Frankrijk ten geschenke heb gekregen, toezenden; het moet buitengewoon mooi zijn. |
|