Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend2844. A. van FornenberghGa naar voetnoot2). (K.A.)De gebruijckte vrijicheydt U E. toe te schicken eenighe onser geringhe stuckwercken, is geschiet door ijverdrift, veroorsaeckt in den eersten ooghenblick, geslaghen over de sinnrycke wercken uwer E.dt, heeft mij als bedwonghen te beminnen, die ick niet en kende, ende noch meerder te kennen, die ick beminde. Nu vindende de goede gelegentheijdt - die ick benevens dien oock wensche geluckigh te wesen - kennisse te hebben met Mons.r ReijnboutsGa naar voetnoot3), herwaerdt overgevoordert t'en dienste van sijne Hoogheijdt, in 't besorghen van schoone tappijten, gelijck als van konstighe schilderijen, dencke hij U E kan verklaren, wie ick ben, ende mij de schilderkonst wel verstaende - buijten roem - ende alle fraeijïcheydt weet, die hier in 't landt te bekomen is, meijne, sijne Hoogheijdt geen dienstnutter onderdaen soude konnen vinden, met veel treffelijcke dinghen te konnen krijghen - door getrouwen dienst - voor geringhen prijs etc.; hebbe voorder verstaen van selven Mons.r Reijnbouts, dat sijne Exelentie, den jonghen Prince, seer geneghen is tot de teeckenkonst; versekere, dat ick niet dan eer en danck en soude behalen, gevoordert wesende hem t'en dienst te moghen sijn, soo in 't leeren teeckenen, ordoneren, verlichterij, olijveruw', landtschap ende figuren - behalven soo groot als 't leven - | |
[pagina 227]
| |
ende noch meer, waervan andere sullen voor mij spreken; sende hiermede tot een kleijn bewijs een myner teeckeninghen ende ordonantien, over sommighe jaren gedaen en derhalven wat versuckelt; hebbe die van niews een weijnigh oversien, doch 't potloot en wil geene verhelpinge lijden. Soude die nu wat anders doen; magh ick oversulcks - door Christelijcke, evenmensighe liefde - van U E. t'onser hope gevoordert werden, sal niet laten alles met uijtwerckende danckbaerheydt te bejegenen. Wie, wat ick ben, ende hoe U E. sich op mij te vertrouwen heeft, sal den hooghloffelijcken heere E. Puteanus - U E. jonsthertighe vriendt - genoeghsaem getuijghen; soo ick geweerdicht mach worden eenighe and'-woordt hierop t'ontfanghen, wenschende, sal sijn ende blijvenGa naar voetnoot1) ..... Uijt Loven, den 3den Septemb. 1641. |
|