Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 158]
| |
2671. Aan C. BarlaeusGa naar voetnoot1). (L.B.)*Gij moet mij ronduit zeggen, welke van mijne puntdichten gij goed, welke gij slecht vindt. Aan Hooft zend ik heden een versje op den duim van AlvaGa naar voetnoot2), waarop hij onlangs gedicht heeftGa naar voetnoot3), en aan u het versje van een onbekendeGa naar voetnoot4). - Over het gebruik van het orgel zijn velen het met mij eens. - ‘De colligenda messe nugarum mearum quod mones, ut vaenum dentur, vix quidquam tanti est; nec facile video, unde suppetat otium lustrandis mille chartulis, et in ordinem redigendis. MeteorologicaGa naar voetnoot5) tamen, et quod meorum porro bene descripti penes te latet, non ingratum erit remitti. Si forte Deus otia faxit, et hanc alteram insaniam aliquando libeat insanire’. - Vraag Vossius eens, waarom hij alleen mij nog niet geantwoord heeft over het orgel. Hagae Com., XIIX (18) Mart. CIƆIƆCXLI. |
|