Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 132]
| |
2605. J. van WassenaerGa naar voetnoot1). (H.A.)Ick hou de gardyn soo dicht toe als mogelyck is, en evenwel wert ick gesanderiseert meer als ik ick UEd. myn leven gesandert hebbe. Mynheer SandersGa naar voetnoot2) heeft syn vendrich, welck den H.r Fockenstaerts swager is, by de provoost laeten brengen, twelck den H.r Fockenstaert heel qualyck neempt; compt der myn continuelyck met Sanderen. Ik heb den vendrich hier ontboden, dewelcken Sanders heeft laeten volgen, en is oock selver hier geweest om syne klachten te doen; heeft my daernaer oock tot compeer over syn kint gebeden, soodat wy nu vrunden syn als oliphanten; mach het maer duren. Ick wenschte, dat Mynheer GleserGa naar voetnoot3) hier was; die sou oock syn deel gesandert houden, alsoo hy den H.r Fockestaert[s] groote patroon is’. Wilt gij bijgaanden brief aan Z.H. geven en nog eens spreken over de zaak van den heer van DruynenGa naar voetnoot4)? Heusden, desen 3 Jan. 1641. |
|