Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639

[p. 433]

2041. Aan J. van Beverwijck¹⁾. (K.A.)

Houd u moedig bij den dood van uw kind; twee jaren geleden ben ik harder getroffen door den dood mijner vrouw, die verdiende eene plaats te krijgen in het werk over de uitnemendheid der vrouwen, waaraan gij bezig zijt. Ik verwacht het boek, waarvoor hierbij een lofdicht gaat, spoedig²⁾. Hagae Com., VII Id. (7) Febr. CIƆIƆCXXXIX.

Als gij wilt, zal ik u een lang Nederlandsch gedicht zenden³⁾.

1) Zie No. 2021.

2) Nl. In I. Beverovicii de excellentia sexus foeminei libros (vgl. Gedichten, III, blz. 120), den 3den Febr. geschreven.

3) Nl. het Daghwerck.