Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639
(1913)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend2039. Aan P.C. HooftGa naar voetnoot2). (L.B.)Nu volght de donderslagh, daervan ick U.E. onlangs blixemsgewijse gewaerschouwt hebbe. U.E. en houde sich evenwel aen geene beloften verbonden, als oft hij niet ontgaen en mochte, dus veel vuijl papiers te doorlesenGa naar voetnoot3). Het gelooven alleen van andere, dat U.E. een ure daeraen te kost geleght hebbe, sal mij te stade komen, om het elders niet te sien verwerpen; met sulcken aensien versoeck ick, dat het in handen van den H.e Barlaeus moghe komen. Vossius is 't niet te verghen, soo verr om te sien naer 't poppegoed. De H.en MostartGa naar voetnoot4), BaeckGa naar voetnoot5) ende Vondelen sullen der mogelick toe te bepraten zijn. U.E. wijze toeversicht bevele ick het misvall. Dese is de allereerste reise dat het onder vreemde ooghen komt. Mij sal vriendschapp geschieden, soo het ten spoedigsten teruggegeschickt werde, 't zij om te smooren, oft wijder in de wereld te jagen, naer 't U.E. sal bevelen. Tot dit laetste soude mij seer doen verstaen de vreese van stuckelinghe afschriften, die ick sommighe t'haren nadeele hebbe sien overkomen. U.E. gelieve de voornoemde mijne weinighe lezers te meer te perssen, opdat ick ten minste voor dit mael buyten die bekommeringhe moghe zijn. Willen sij ijeder verstaen, om ijets in dicht van haer gevoelen daer bij te stellen, wij sullen te vaster gissen, waer haren tyd gegaen is. Mijn liefste keur waere, dat dese korte roll ten huijse van U.E. by eenighe gesamentlick mochte afgelesen werden. U.E. vergeve mijne onbeschaemtheid en volghe niettemin syn welgevallen, daernaer sich altoos rechten sal ..... Mijn titel spreeckt van Yet meer; erunt illi luctus mei ἐπίμιϰτοι, die ick daertoe by den anderen sal rapenGa naar voetnoot6) ende, soo mij dunckt, niet ongevoeghlick doen volgen ad calcem operis singultu et lamentis abrupti. 's Gravenhaghe, den 7en Febr. 1639. |
|