Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639
(1913)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend1997. S. van Haersolte. (H.A.)Ik hoor uit Lingen, ‘dattet gernisoen van Osenbrugghe, versterckt sijnde mett enigh volck uit Minden, lestleden Donnerdach de keiserschen int stift Osenbrugge waren ingevallen, ende ses compagnien peerden mett enighe compagnien te voet ten eenemael hebben geruineert, ende datten generael veltmarschalck graeff van HatsfeltGa naar voetnoot4), die Vechte heft belegert, daerdoer, alsmede datte keiserschen verre verspreidt leggen, d'ingesetenen van de graefschap Linghen ten enemael ende soe bedorven werdenGa naar voetnoot5), datte geheele graefschap eerlangh sal sijn geruineert, t'welck sijn Hoecheit wel kan voorcoemen, als d'selve genadichlick believen wil te schrijven an den gemelten generael veltmarschalck, den graeff van Haetsfelt, ten einde d'selve die graefschap Linghen, sijnde d'eigene landt van syn Hoecheit, van doertochten, logeeringhe ende veelvoldighe foulen te verschoenen, t welck als wesende neutrael, syn Hoecheit hem recom- | |
[pagina 420]
| |
mandeert.’ Hatzfelt, ‘dat een seer courtois end discreet man is,’ zal zeker aan dat verzoek voldoen. Zwol, den 9en Novemb. A.o 1638. Een paar jaren geleden is ook aan een dergelijk verzoek gehoor gegeven. |
|