1582. Aan prinses Amalia van Oranje. (H.A.)*
Wij hebben gisteren het anker gelicht en zijn met onze groote massa schepen tegen den middag bij Bergen aangekomen, in goede orde, in weerwil van den storm. Eerst is al het voetvolk aan land gezet, daarna in de haven van de stad de ruiterij. Morgen rukken wij op; Z.H. wil te Ginneken zijn kwartier nemen. De vijand heeft zijne troepen weer over de brug bij Antwerpen doen trekken. Z.H. reed gisteren voor het eerst paard, maar het beviel hem niet. Er worden van de Heeren van Holland een paar duizend boeren gevraagd voor de insluiting met wallen. Au camp à Noordgeest, près de Berghen, le 21e de Juïllet 1637.