Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639

1569. Aan prinses Amalia van Oranje. (H.A.)*

Z.H. is gisteren middag van Delfshaven afgezeild, 's avonds Dordrecht gepasseerd en vóór den nacht bij de Kille aangekomen. Het heeft gestormd,

[p. 243]

maar het schip van Z.H. heeft er weinig last van gehad. De heeren Wijts¹⁾ en Alewijn²⁾, te Dordt achtergebleven, hebben veel moeite, om schepen te vinden voor de overige troepen. De troepen van Piccolomini³⁾ schijnen toch minder sterk in aantal te zijn dan eerst gezegd werd; men spreekt nu van 15000 man. De bewoners van 's Gravendeel hebben zich bij Z.H. beklaagd over het schandelijk gedrag der ruiterij, die zich als Croaten heeft aangesteld; Z.H. heeft de officieren duchtig onder handen genomen. Z.H. is zeer gezond en opgewekt. Au bout de la Kille, le 8^e de Juïllet (1637), à 11 heures de soir⁴⁾.

1) Zie I, blz. 199.

2) Diderich van Alewijn (of Halewijn) was van 1626 tot 1638 commissaris op de legerschepen. (Meded. van Luit.-Kol. W.R.H. Wakker.)

3) Octavio, vorst Piccolomini, hertog van Amalfi (1599-1656), was generaal in dienst van den Keizer.

4) Het jaartal ontbreekt.