Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639
(1913)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend1359. S. BrasserGa naar voetnoot7). (L.B.)Ick hebbe U Ed. G.t voor desen gecommuniceert brieven van Monsieur d'EspaigneGa naar voetnoot8), daerbij deselvige versocht gerecommandeert te werden aen sijn Ex.e, Mijnheere den Prince van Oraigne, om als raet in desselfs parlement van Oraigne geimploieert te werden, ende hebbe doenmaels daerbij gevoecht, hoe dat ick beducht sijnde, dat sodanich versoeck sijne hoochstgedachte Ex.e niet aengenaem mochte sijn, ick daeromme 't selvige niet en dorste voordragen; t' sedert hebbe het aen den gedachten d'Espaigne op t beleeffste geexcuseert, die naderhant versocht heeft, dat hij door recommandatie van sijne hoochstgedachte Ex.e mochte werden gepromoveert tot eenige professie in theologie in eene van de nieuwe opgerechte universiteijten tot Utrecht als elders. Indien mijne dispositie mij hadde toegelaten in den Hage te comen, ick soude gelegentheijt gesocht hebben om sijne hoochstgedachte Ex.e dit sijn versoeck voor te dragen, maer mits daerinne verhindert werde, en dat de gedachte d'Espaigne bij sijne jongste missive, hiernevens gaende, noch een versoeck es doende, dat geen uijtstel en lijt, soo is mijn dienstelijck versoeck, | |
[pagina 154]
| |
dat U Ed. G.t gelieve het eene ende het andere sijne hoochstgedachte Ex.e voor te dragen, ende mij d'eere te doen van met een clein letterken te laten weten, wat hope ick hem soude mogen geven. Ick weet wel, dat U Ed. G.ts menichvuldige ende gewichtige affaires met dese moeielijckheden niet en behoren beswaert te werden, maer als ick considerere, dat ick desen man met goede woorden ende met hope van recompense hebbe beweecht, omme den landen te doen den dienst, U Ed. G.t bekent, ende aenmercke, dat hij daerdoor sijn selven heeft geruineert ende versteken van al emploij in Engelant, jae selffs dat den resident van Spaigne aldaer te wege heeft gebracht, dat hij daerover in versekering is genomen geweest, soo vinde ick mij in mijn gemoet gehouden alle mogelijcke officien aen te wenden, ten eijnde sijne gedane diensten mogen werden gerecognosceert. De professie van philosophie vaceert jegenwoordich in de Universiteijt tot Leijden, daertoe ick achte, hij soo bequaem es als ijemant anders sal connen gevonden werden; doch soo U Ed. G.t oordeelt, dat daertoe niet soude konnen geraecken, ofte wel dat t' selvige langen tijt soude requireren, ende van onseker succes sijn, soo versoucke vrundelijck, dat U Ed. G.t sijne hoochstgedachte Ex.e gelieve voor te dragen, off deselvige soude gelieven te procureren, dat de heeren BeverenGa naar voetnoot1) ende JoachimiGa naar voetnoot2) mochten werden gelast ende geauctoriseert, omme naer haere discretie te recognosceren secrete diensten bij twee personen - sijne Ex.e ende de heere Joachimi bekent - in Engelant aen desen staet gedaen, verstaende met den tweeden persoon den cap.tn GedeonGa naar voetnoot3), die mij immers soo seer sommeert om recompense als den vorigen, ende daervan de heer ambassadeur Joachimi mij scrijft, dat noch dienst es doende. Mijnheer, indien sijn hoochstgedachte Ex.e door U Ed. G.ts intercessie kan worden gedisponeert, omme sulcx te procureren, ick sal mij selve daerover ten hoochsten houden verobligeert, want ick niet alleen soude bevrijt sijn van hare gestadige aenmaningen, maer soude mij oock te geruster vinden, dat, hebbende, om het landt dienst te doen, een man in soo groten ongelegentheijt gebracht - hoewel buyten mijne intentie - ick wederom tot desselffs soulagement ijets hadde geprocureert, biddende, dat U Ed. G.t dese mijne importuniteijt gelieve de beste interpretatie te geven, ende te geloven, dat, indien oijt occasie verscheen om U Ed. G.t wederom eenigen dienst te konnen doen, ick mij soude betonen te sijn ..... 7 Martij 1636. In Delft. |
|