Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend919. Aan J. Smithius. (K.A.)‘Pro tot lapidum accuratissimis figuris, quibus, inopiae musaei mei misertus, unâ simul operâ ditare me voluisti, pridem me debere fateor quas nunc gratias persolvo’. De vriend, die dezen brief meeneemt, zal u zeggen, hoezeer ik uw geschenk op prijs stel. ‘Arcis Wisseniae indicemGa naar voetnoot5), quanquam non illi usui, quem olim conceperamus, avide expecto et, si quid porro huiusmodi rerum aliunde occurret, cuius me idoneum arbitrum censebis’. Want al ben ik geen oudheidkenner, ik houd toch veel van de afbeeldingen er van, evenals menschen, die niet op reis kunnen gaan, gaarne op hun stoel reizen met behulp van kaarten en prenten. Hag. Com., IIX Cal. Iun. (= 25 Mei) CIƆIƆCXXXIV. Nu is vriend MartiniusGa naar voetnoot6), aan wien ik dezen ter hand wilde stellen, al vertrokken. Het is de schuld van mijne onachtzaamheid. V Cal. Iun. (=28 Mei). |
|