Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend894. W. Pynssen van der AaGa naar voetnoot2). (H.A.)De zaak is dus misluktGa naar voetnoot3) en gij raadt mij aan, een ander cours te loopen. Voor mij ick weet niet voor te brengen als onsse oude Neerlantsche simpelheijt ende vast betrouwen op soo menichfuldige ende favorable genadige vertroostinge van syn Ex.cie, mede brengende in effect: Ick sal u ende uwe kinderen toonen met der daet, dat ick u ende haer goet will doen. O fides antiqua. Ende sal volgen het gebet van seecker lantsknecht, weesende op zee in groot perickell, neffens diversche rijcke cooplieden, die met singuliere well geformeerde gebeeden Godt aenriepen, anders niet en badt als met naervolgende woorden: Heere Godt, als uwe groote godtheijt alle deese rijcke coopheeren verhoort sall hebben, wilt mijn arme honsfott oock niet vergeeten.’ Ik verzoek niets voor mij zelf, maar voor mijne beide zoons, van welke de jongste, die nu 19 jaar is, niet de minste is. Hier is geen nieuws. De compagnieën verloopen wat en de soldaten liggen bijna op den blooten vloer, want er is geen stroo. Int Hammechen, den 6en Ap. 1634. |
|