Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend857. C.B. de Petersdorff. (H.A.)Als de machtiging, waarvan ik u de minuut heb gestuurd, nog niet onderweg is, zend haar dan aan den heer de l'AlouëtteGa naar voetnoot8), en niet aan den heer Fenou. De heer de l'Alouëtte moet de directie van het proces aan Herault en Fenou overlaten, maar zelf elders er voor werken. Fenou is geen procureur hij den Grooten Raad, waar de zaak van Mevr. d'ElboeufGa naar voetnoot9) sedert jaren behandeld wordt, maar in de zaak van Saive kan hij heel nuttig werkzaam zijn. Als gij een einde wilt maken aan de zaak van Mevr. d'Elboeuf, is de tijd nu gunstig; de heer de l'Alouëtte zou hier met eene machtiging veel goed kunnen doen. De procureur Brun bij den Grooten Raad heeft alle stukken van dat proces. - De Prinsessen van Nassau BourbonGa naar voetnoot10) heb ik nu zoover gekregen, dat | |
[pagina 438]
| |
zij hare pretentie willen laten varen voor 10000 rijksdaalders ieder. Wat wenscht Z.E., dat ik doen zal? Als de zaak van Mevr. d'Elboeuf in staat van wijzen zal zijn, is er een andere brief aan den Kardinaal noodig, waarin Z.E. hem de geheele quaestie moet uitleggen. Ik zal daaromtrent den heer de l'Alouëtte instructies geven. Ook laat ik u de namen zenden van hen, die zitting hebben in de ‘Chambre de l'Edict’. Ce 30 10br (Dec.) 1633. |
|