Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend800. Aan D. de Wilhem. (K.A.)Vriendelijk dank voor het zenden der boekjes van Puteanus en SalmasiusGa naar voetnoot7); ik heb echter geen tijd over beide mijn oordeel uit te spreken. Tegen verwachting is Puteanus niets overkomen. De weduwe van Wynants moet zich met een verzoekschrift richten tot Z.H., dan komt de zaak waarschijnlijk lijk in den Raad. Mijne kinderen en de beide weezen bij mij aan huis beveel ik in uwe zorg aan. Sedert wij te Arnhem zijn, voel ik mij beter. Ik hoop mijne vrouw in Zuilichem te zien. 3 Juli 1633, Arnhemi. ‘Puteani fatum quasi nosses attigi. Vix autem noveris, si recte expendo. | |
[pagina 410]
| |
Bruxellas nimirum evocatus fuit, ut audacis scripti rationem redderet, quo WoueriusGa naar voetnoot1) accepto Sevenbergâ Diestam volavit, mox Bruxellas tamen, ut aiunt, cum nunciaretur deferbuisse ibi τὸν ϑνμὸν τῶν ϑηρίων, quae nosti’. |
|