Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend773. Aan J.B. BoddensGa naar voetnoot1). (K.A.)Vriendelijk dank voor uw geschenk; eene vermeerderde uitgave der gedichten van SarbieviusGa naar voetnoot2) is mij zeer welkom en gaarne wil ik elke volgende vermeerderde uitgave koopen. ‘Perpetuo in commercio sum cum ambarum partium bibliopolis; nec Plantinianis quidem hactenus visum aversari profectos nummos ab haeretica manu, quos nimirum illi caute naribus admotos ajunt non heterodoxi quidquam olere magis, quam obscoeni olim illi, quos vertigali turpiore Vespasianus colligebat’. Om den prijs van boeken geef ik niet; daar heb ik nu eens geld voor over. ‘Statueram expurgatorio indici vestro obtrudere poematum meorum excussos olim libros sexGa naar voetnoot3), sed cum purgandos prius ipse receperim et augendos quidem parte tertia, si per rempublicam aliquando licebit, a qua nunc tantillum otij non est, cohibeo gestientes manus cum munusculo te adire’. Nu gij spreekt over Lucanus, zend ik u een vers, juist door mij geschrevenGa naar voetnoot4) naar aanleiding van een dispuut tusschen eenige zeer aanzienlijke en geleerde mannenGa naar voetnoot5), o.a. BeaumontGa naar voetnoot6), dien gij kent. ‘Tu vide pugnaces Batavos, qui, dum bello cum vicinis liberari metuunt, in antecessum domesticis dissidijs apparantur’. Hag. Com., prid. Cal. Apr. (= 31 Maart) CIƆIƆCXXXIII. Wilt gij mij even berichten, of gij mijn brief ontvangen hebt? |
|