Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend663. Aan D. Heinsius. (K.A.)Uw treurspelGa naar voetnoot5) heb ik dadelijk gelezen en herlezen. Gij vraagt mijn oordeel? Ik vind, dat bij elk nieuw geschrift van uwe hand gij u zelven steeds weer overtreft. Uit uwe opdracht zal ook aan het nageslacht blijken, dat wij vrienden | |
[pagina 344]
| |
zijn. ‘O illud simus, patere, mi Heros, quamdiu futuri sumus, nec, si quando in me deprehenderis, quamobrem poenitere te huius vinculi deceat, detrudi me sine ex nobili possessione, in quam solus me immisit favor tuus, sola humanitas tolerat.’ Hag. Com., 4o Non. (4) Mart. CIƆIƆCXXXII. |
|