Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634

597. Aan D. Heinsius. (K.A.)

Ik ben vol bewondering voor uwe Historia en voor uwe geheele wijze van behandeling. En terwijl gij de vermetele daden van velen beschrijft, hebt gij niet minder vermetel den stijl van Tacitus nagevolgd en met veel succes. ‘Versionem Gallicam Imperator avide expectat itidemque exposcit, satis jam et sero inscitiae suae infensus, quod veste barbara intueri se necesse habeat, Romanâ, quod asserere quotidie non dubitamus, tam anguste decorus. Si, quo loco Riveti⁴⁾ operae sint, perspectum habes et, quam prope ab editione distent, indicare dignaberis, erit quo desiderijs eius occurram, a quo legi ista, cum ipsius maxime, tum tua quodammodo interest; quod ut serio deinde percipias, mearum partium esse puta’. Hag. Com., 15^o Apr. 1631.

Hierbij een paar aardigheden na al dien ernst.

4) Zie blz. 259. Rivet zou het boek vertalen.