Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634

521. Aan P.C. Hooft¹⁾. (L.B.)*

Tot verscheidene reisen meen ick U E. onderhouden te hebben met de gedachtenisse van doctor Donne²⁾, tegenwoordigh deken van St. Pauls tot Londen ende, door dat rijckelick beroep, volgens 't Engelsch gebruijck, in hooghen aensien, in veel hoogher door den ryckdom van sijn gadeloos vernuft ende noch onvergelijckelicker welsprekenheit op stoel. Eertyds ten dienste van de groote te hove gevoedt, in de wereld gewortelt, in de studien geslepen, in de poesie vernaemt meer als ijemand. Van die groene tacken hebben veel weeldrige vruchten onder de liefhebbers leggen meucken, die se nu bynaer voor verrott van ouderdom uytdeijlen. Mij zijn se voor den besten slagh van mispelen ter hand geraeckt, bij halve vijf en twintighen, door toedoen van eenighe mijne besondere heeren ende vrunden van die natie. Onder de onse hebb ick geene konnen uytkiesen, die se voor U.E. behoorden medegedeelt te werden, slaende dese dichter ganschelick op U.E. manieren van invall ende uytspraeck. In prose docht het mij min gevoechelick, 't en ware bij monde ende meer omspraecks, hoewel ick bekenn, de stoffe soo doorgoed te wesen, dat se, oock versmolten, sonder fatsoen behaeghelick blijft. In dicht hebb ick er dese twee stalen af geavontuert³⁾. U.E. neme se voor schaduwen van schoone lichamen, bij - dat ergher is - belemmerden sonneschijn, want dese swacke stralen schiet ick noch maer door 't gedrang van sooveel andere bekommeringen; die flickeren daervoor als 't lindeloof in mijn laen⁴⁾, en maken all bevende trecken van stracke voorbeelden. U.E. goede gissingen alleen staen mij te baet te roepen, ende verr bedriegh ick mij, oft U.E. sal ijet voordeelighs besluijten van den leew uijt dese naghelen. Mij lust 'er wat bescheyts af te sien ter bester stade van U.E., die my desen inbreuck van sijne beter gedachten te goede houde. Ick ben ..... In 's Gravenhage, den 17^en Aug.^ti 1630.

1) Uitgegeven door Dr. J. van Vloten, Hooft's Brieven, II, blz. 58.

2) John Donne (1573-1631) werd na een leven vol lotswisseling deken van St. Pauls. Als satirisch dichter heeft hij grooten naam verworven; zijne gedichten zijn in 1633 voor het eerst en later meermalen uitgegeven. Huygens heeft Donne in 1622 ten huize van Sir Robert Killigrew leeren kennen (vgl. Sermones, II, vs. 170-176, in Gedichten, VIII, blz. 208). Jorissen (Constantin Huygens, blz. 125, vlgg.) heeft beweerd, dat Huygens Donne zou hebben nagevolgd; die bewering is weerlegd door Dr. H.J. Eymael (De Gids, 1891, II, blz. 344-367).

3) Nl. Aende sonn en De verstelling (vgl. Gedichten, II, blz. 214, 215), die den 8sten en den 14den Aug. geschreven zijn.

4) Nl. het Voorhout, dat hij vroeger had bezongen.