Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend428. Aan C. Barlaeus. (K.A.)De exemplaren van uwe ArgonauticaGa naar voetnoot8) heb ik ontvangen en, volgens uw verzoek, verzonden. Ik vind uw gedicht mooi, maar ik ben u zoo vriendschappelijk gezind, dat mijn oordeel weinig gewicht in de weegschaal legt. SchotteGa naar voetnoot9) en Van den HonertGa naar voetnoot10) zullen betere rechters zijn. Het doet mij genoegen, dat gij mijn vierregelig versje goedkeurt. ‘Effigies Heinij Delphis nulla adhuc inciditur, uti ab ipso Guilielmo nunciatum est, cum per occasionem famulum misissem. Neque adeo multum vel respublica detrimenti, vel ego capiam, quod in aere non legar’. Hagae Com., prid. Cal. Febr. (= 31 Jan.) CIƆIƆCXXIX. |
|