Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend405. W. Boreel. (H.A.)Het beloofde Historis-verhael der saken van Hindo-stan heeft wat veel schrijvens gehadt, twelck ick versoeeke Sijne Exc.ce gelieve te nemen voor oorsake vant retardement tot nochtoe. Het eerste deel, geintituleert Remonstrantie, is het werck van onsen man, sprekende particulierlijck vant stuck van de handel deser Compagnie in Cambaija en Hindo-stan. Doch vermids daerinne meer in passant aengeroert werden saken tot vermaeck en onderrichtingh vant volgend Historis-verhael, soo hebbe - opt vertrouwen, dattet misschien sijn Exc.ce sal aengenaem wesen - de Remonstrantie laten bijvoegen, die onder verbeteringh eerst dient gelesen. Sal alleen versoecken, dat de inhout van dien - soo veel het raeckt eenich secreet van den handel deser Compagnie - niet gedivulgeert en werdeGa naar voetnoot7). Den stijl int eene ende het ander discours is rude en stoot somtijt, soodat het alleen kan dienen, om een goet werck daervan te maken. Evenwel meriteert het Historis-verhael gelooff, dewijle onse man tselve heeft wt de publique manuscripten, die door last van de regerende Heeren telckens ingestelt, gelegt en bewaert werden int casteel der stat Agráa. D'introductie valt wonderlijc slecht. De regerende Heeren syn van afcompste Tartars, en de overleden Xa-Selim Gehangier was de negende in recta linea | |
[pagina 238]
| |
van Teijmur-langh, sooals wt de bijgaende caerte vant rijck der Mongolen in een ronde genomineert staet; dit is het wapen ofte cachet der regerende Heeren, en niet den rustenden leeuw tegens d'opgaende sonne, soo Sir Thomas RoeGa naar voetnoot1) meent. Maer den leeuw - sooals int bovenste rondt - voert de normale, dat is de keijserin, voor haer wapen. De voors. caerte van Roe is noch de beste die wij hebben; voege daerbij Asiam HondijGa naar voetnoot2), om de nabuijrige landen wille, hoewel tselve confuselijc daerinne gedaen werdt. Dit rijck heeft int westen tot nabuijr de Zee van Cambaija en het ryck van Parcîa, int noordwest en noorden den Grooten Usbeck Tartar, noch descendent van Teijmur-langh, ende d'eerste in reputatie ende rang, bij toestaen selfs der Mongolen en Parcianen, maer niet in rijckdom, sijnde een rouw, hard volck, altijt in oorlogh en te paerdt; sijn rijck begint beoosten Mare Caspium ende compt soo suijtwarts in een gedeelte van Corasan en ander land tusschen den Parç ende Mogol. Benoorden oostwarde sijn verscheiden Tartarsche princen, maer en raeckt niet aen den Grooten Cham, die veel oostelycker licht, ten noord westen en noorden boven China, ende noch t'eenemael onbekent. Beoosten heeft de Mogol tot nabuijr den Grooten Maough, een machtich binnenlands prince, ons alnoch onbekent. Is met groote deserten afgescheiden van de Mogol en licht tusschen derselver gebiet en tgebiet van China. Ten suijtoosten paelt de Mogol met den lande van de Coninck van Aracan, een gedeelte van Bengala, noch niet by de Mogol overwonnen, ende de Golfo van Bengala, die het oock recht ten suyden is, gelyck mede de conincrijcken van den Hidul-Xa, genaemt Decan, ende van Nisam-Xa, genaemt Golconda. Uw Ed. gelieve in te sien Ptolomei Tab. X Asiae en sal bevinden, dat hij Mogol meer besit als t begrepen in deselve. Ick vreese Uw Ed. te vervelen en sal alleen versoecken mijne onderdanichste gebiedenis aen sijne Exc.e, tot volle contentement van wien ick in dergelycke speculatie sal bijbrengen wat in mijn vermogen is. Met den eerste sal senden een catalogum van autheurs, mij bekent, schrijvende van India ..... Amsterdam, desen 13 Octobr. 1628. |
|