Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend355. Aan C. BarlaeusGa naar voetnoot4). (A.B.)*‘Vix a me discesseras, Barlaee doctissime, ut, oblata scribendi occasione, manum calamo admovi et parum tui memores Britannos, quâ decere visum est, comi severitate compellavi, ut scilicet quae inter illum Regem et Rempublicam nostram super iure legationis nata contentio essetGa naar voetnoot5), privato saltem tibi non obstaret, cui cum republica nihil commune esse, nisi quod in persona Regis publice de omni gente meritus es, cuius, ut illi literarum acerrimi vindices ac patroni tam subito non recordarentur, fieri id, meâ opinione, per Musas non posse.’ Wij zullen nu zien, wat zij doen. Mijn reisverhaal gaat hierbij; het is in handen geweest van velen, die niet alleen iets meer verlangden te weten van de plaatsen, die ik bezocht heb, maar die ook wilden weten, op welke wijze een zoo volleerd diplomaat als Aerssen zich gedraagt bij allerlei ontmoetingen en plechtigheden. U zullen de door mij bezochte steden meer belangstelling inboezemen. Hag., 4o Junij CIƆIƆCXXVII. |
|