1 OI 17 Goet Jonstich Hart
Goet Jonstich Hart treedt voor het gezelschap om een vaersken te presenteren. Maar dan komt Simpel Verstant de sfeer verstoren, een eierboer met een verkoopmethode die woordelijke overeenkomsten met die van de boeren in 1 OI 15 en 1 OI 12 vertoont. Als hij hoort van een vaersken dat door Goet Jonstich Hart zal worden aangeboden, dringt hij er zeer op aan dat het aan hem verkocht zal worden. Totdat hem het misverstand duidelijk wordt, wanneer Goet Jonstich Hart het papier te voorschijn haalt waar het vaersken op geschreven is. Het betreft een parafrase van een vers uit Jesaja, waarin van vreugde over de geboorte van een kind (= de Messias) gesproken wordt. Vreugde over een kind en dan, zoals later blijkt, ook nog omdat het gestorven is - Simpel Verstant vindt het te gek om los te lopen. Nu zetten de wijze lessen van Goet Jonstich Hart pas goed in. Hij geeft een uiteenzetting over de betekenis van Christus' sterven, over de incarnatie als uitdrukking van Gods liefde voor de mens, over het sola gratia, kortom een complete catechisatie, want Simpel Verstant reageert van het begin af met vrome en het betoog verderop brengende vragen. Tenslotte zet Goet Jonstich Hart er een punt achter, want voor het loven van Gods macht zouden ze nog wel de halve nacht nodig hebben. Aan het gezamenlijk zingen van een liedje, zoals Simpel Verstant voorstelt, waagt hij zich niet, uit angst dat men hen zou uitlachen omdat ze niet ‘accordeeren’. Hij weet nog bijtijds te voorkomen dat Simpel Verstant nu zo maar weg loopt, alweer, net zoals bij zijn binnenkomst, zonder de heren beleefd te groeten.