7 14 Den spieghel des hoochmoets
d. Jacob Duym (naar Seneca).
| (volgend op de beschrijving van 3 I 5). |
Gg 2r. | Den || Spieghel des || Hoochmoets, || Wesende Troiados, eensdeels uyt Homero, || ende eensdeels uyt Virgilio ghenomen, ende || in de ghedaente van een Tra- || gedie ghestelt || Door I. Duym. || (volgt vers van vijf regels en een typografisch ornament) || Reden verwint. I.D. Anno 1600. |
Gg 2v. | (blanco). |
Gg 3r. | Een cort onderricht. (volgt tekst). |
Gg 3v. | De namen der gener die haer int spelen laten ghebruycken. (naast lijst). |
Gg 4rv. | (Voorreden). |
Hh 1r. | (begin van het spel). |
Ll 4r. | (einde van het spel). |
Ll 14v. | Besluytreden deser Tragedien, in Refereyn- || dicht ghestelt van twaelf Syllaben (volgt tekst). |
Ll 1v. | (einde van de besluytreden) Eynde des Spieghels des Hoochmoets. || Den Dichtstelder tot den afjonstigen (volgt gedichtje van 6 regels) Redene verwint, I.D. |
Ll 6rv. | (blanco). |
| personen (volgens lijst): Hecuba; Ghemeen Vrouwen; Pyrrus; Agamemnon; Calchos; Andromache; Een Out Man; Ulisses; Astianax; Helena; Den Poeet oft Dichtstelder p. |
| inhoud: (en over het voorbeeld: de Troades van Seneca) 1 Poll blz. 124 e.v.; 2 Van Eemeren blz. 71 e.v. |