4 25 d'Alckmaersche gheschillen
4o. 56 bl. 44 rr. sign. *** 1-8 A1-8-F1-8; goth. en lat. vgl. 1 Knuttel, no. 1845. Ex.: U.B. Leiden.
*** 1r. | Een || Claer ende Doorluchtich || Vertooch van d'Alckmaersche || Kerckelicke gheschillen. || Gheresen soo voor-heen, als insonderheyt int Iaer 1608 ende 1609. || Rijms-wyse als een Spel van sinnen ghestelt. || Wtghegheven tot contentement van allen Liefhebbers / die || Cornelius Hillenius tot het lesen des selven / al eer het in 't licht was gecomen / || begeerich mocht hebben ghemaeckt / ghevende hier van inde || Voorreden zijns Boecks ghetuychenis: || Dat het handelt || De proceduren vande opsienders der Ghemeynte van Alckmaer, || ende eenighe personen int bysonder; niet anders verwachtende, dan || dat de selve door den druck openbaer ghemaect || sullen worden. || Ghelijck (op dat niemant den selven Hillenium van onwaerheyt ofte ontrou- || wicheyt in desen souden beschuldighen) teghenwoordelijck / hoe wel || anders ongeerne / ende geensins van voornemen wesende / || tot zijnder ontlastinghe gheschiedt. || Te voren byden selven Hillenium ghelesen eude (sic) ghevisiteert. || (ornament) || Ghedruckt in 't Jaer ons Heeren /1611. |
*** 1v. | (blanco). |
*** 2r. | Aende weetgierighe Lesers. (volgt tekst). |
*** 8v. | (einde van het voorwoord). |
A 1r. | Prologus, (volgt monoloog van 33 vss.) (volgt het spel). |
F 7r. | (einde van het spel) De een en dertichste verthooningh. || Den Boer die de Prologhe ghesproken heeft, seydt de || Conclusie. (volgt tekst; 15 vss.) Finis. |
F 7r.-F 8v. | (blanco) |
| personen: Een Boer p c; Heylige Schijn; Valschen Waen; Blinden Yver; Nijdt; Cephas; Warhiel; Tectander; Tebbiaen; Goewillert; Meynweert; Wijnbrant; Cannius; Goossen; Onpartydich Hert; Simple; Persijn; Volckert; Hoevert; Jalousie; Toorn; Onbedachtheyt; Steehart; Langedijcker; Vrede; Christen Kercke; Sergiant; Jan Wiel; Twee Ouderlingen; Helena; Haar Zwager; Twee Laken bereyders; Huysman; Zijn broer; Een bode; Planckius; Twee Commissarissen; Herculus; Jonghe Rijp; Drie Diakenen; Schaghen; Rabbijn; Schepenen en Vroeden; De Greffier der Commissarissen. |