A 8r. | Moorkens vel / vande quade wijuen. || Ick ben ghenaemt het Moorkens vel / || De quade Wijuen kennen my wel. (volgt tekst). |
B 5v. | (einde van het spel). |
| personen: De Moeder; Geesken; De Man; Reynken. |
| editie: (ged.) 1 Van Vloten I blz. 44 e.v.; 1 Bolte blz. 1 e.v.; 1 Commissie blz. 21 e.v. |
| inhoud: 1 Bolte blz. 5 (inl.) e.v.; 1 Ten Brink blz. 238 e.v.; 1 Kalff I blz. 292 e.v.; 9 Kalff III blz. 148; 1 Worp I blz. 151; 12 Kalff blz. 143 e.v.; 1 Te Winkel II blz. 379 e.v.; 1 Van Mierlo II blz. 261; 1 Knuvelder I blz. 368. |
B 6r-B 8v. | (Een Boeren Vasten-avonts-spel; zie no. 7 20). |
D 1v-D 6r. | (Van den ouden / ende langhen Aernout / || ende is een Tweespraecke die ghe- || noechlijck is om te lesen) (editie: 1 Van Vloten blz. 50 e.v.; 1 Commissie blz. 72 e.v.) |
H 1r.-H 2v. | (Van den Mey / ende vanden schoone Vrou || wen || een lustighe Dialogus ofte Twee || sprake des Meesters / ende des Klercx || de Klerck vraeght / ende de Mee- || ster antwoort / seer genoegh || lijck om te lesen) (editie: 1 Commissie blz. 163 e.v.). |
I 3v-I 4v. | (Een sotte vraghe van Claes / ende || een wijse antwoorde van Jan || Seer ghenoeghlijck || om te leseu (sic)) (editie: 1 Commissie blz. 195 e.v.) |
I 8v. | t'Antwerpen by Jan van Ghelen op die || Lombarde veste / inde witte Hasewint. || Anno 1600. |
| N.B. Voor het niet in het repertorium opnemen van de drie laatstgenoemde teksten zie de Inleiding blz. 4-6. Voor het genre zie nog 1 Kalff I, blz. 172 e.v., 180. |