d. Hubert Jansz. Cath.
Op fol. 41 volgt: | |
fol. 1r. | Twede spel van sinnen || ghemaeckt uut den Wercken || der Apostelen, beginnende || van het achste capittel aff || tot aent
(oningevuld) capittel toe te weten || vande bekeringe van Sinte || Paulus eerste apostel na || Christi hemelvaert bekeerd. || In nederduitsche tael in dicht || gesteld anno 1618 || (met jongere hand:) Dees is mee met het voorste overge- || schreeven. Dit voor memorij. |
fol. 1v. | Personagien. (volgt lijst). |
fol. 2r. | Voor-reden. (volgt tekst; in verzen). |
fol. 2v. | (einde van de voorrede). |
fol. 3r. | (begin van de tekst van het spel). |
fol. 50v. | (einde van de tekst). |
| personen: Jesus; Saulus; Onverstand; Moet Wil; Strack Hert; Duechdrijck; Frederijck; Flauwert; Welmoed; Petrus; Joannes; Jacobus; Philippus; Ananias; Timotheus; Titus; Barnabas; Ignatius; Engel; Goedaert; Recht Sin; Simon Magus; Wat Nieus; Iver; Cipier; Geveinstheijt; Schijnduechd. |
| inhoud: zie inhoudsoverzichten 1 T 2. |