1 M 10 + Al swerels ghebruucken ydelheyt
d. Robert Lawet.
Ms. laatstelijk in het bezit van pastoor K.A. de Schepper te Laarne (overl. 1924); thans onvindbaar. Beschrijving van het ms. in de B.N.M.: 7 dubbele bladen in een papieren omslag; 300 × 210 mm., anno 1571. Zie ook 2 Scharpé blz. 80 e.v. De beschrijving hieronder berust op het bij 1 M 9 genoemde afschrift uit het bezit van ‘De Fonteine’ te Gent.
fol. 60r. | Een gheestelick spel van zinnen en dat || van Xe personayghen / vertooghende scriftelick (sic) || hoe dat al swerels ghebruucken ende doen || niet en is dan ydelheyt der ydelheyt || naer swyse mans betooghen. || De personayghen (volgt lijst) Al quaelcke ghewedt. |
fol. 60v. | (blanco). |
fol. 1r. | (volgt op fol. 60v.) (begin van de tekst van het spel). |
fol. 26r. | (einde van het spel) Fynis est. |
fol. 26v. | (blanco). |
fol. 27r. | Non hic reperio quid fidei orthodoxe contrarium. Nec puto esse periculum || Quin publice in Theatro exhiberi vulgo posset. / Sic affirmat || Nicolaus Dalemannus || Rollariensis Paroecus indignus || Al quaelcke ghewedt || Lanck 120 / 6 reghelen || Incarnation || (cursief wat met rode inkt geschreven is:) Ghespeelt Dertich Maerte In Sberoerte ancleven / ziet || Vanden tienden penninck ende als noch ghegheven / niet || 1571. |
| personen: sWysheyts Bezouckere; Kenesse der Wysheyt; Schriftuerlick Funderen; De Werelt; Lust des Vleeschs; Lust der Ooghen; Hoochmoet des Levens; Den Gheest der Waerheyt; tRechtverdich Oordeel Gods; Den Duvele ofte Verdommenesse. |
| inhoud: zie inhoudsoverzichten 1 M 10. |