Verzamelde werken. Deel 4. Cultuurgeschiedenis 2
(1949)–Johan Huizinga– Auteursrecht onbekend[Boekbespreking van Ch. Seignobos' ‘Histoire sincère de la Nation française’]Ga naar voetnoot*Charles Seignobos, Histoire sincère de la Nation française. Essai d'une histoire de l'évolution du peuple français. Rieder, Paris 1933.Misschien zal iemand bij het lezen van den titel meesmuilen: is het zoover met de historie gekomen, dat zij het erbij zeggen moet, dat zij oprecht is? Of is het de reclame der uitgevers, die ons eerst ‘het verbazingwekkende leven van Piet’ en ‘het hartstochtelijke leven van Klaas’ opdrong, en nu ook sobere en ernstige werken met adjectieven meent te moeten aanprijzen? Of... is het een lichte ironie van den schrijver zelf? Het is niets van dat al. ‘Le titre insolite et probablement ridicule’ - zegt de schrijver - ‘signifie que j'ai dit sincèrement comment je comprends le passé, sans réticence, sans aucun égard pour les opinions reçues, sans ménagement pour les convenances officielles, sans respect pour les personnages célèbres et les autorités établies.’ | |
[pagina 561]
| |
Een verzet derhalve tegen schoolgeschiedenis en publieke nationalistische of anderszins eenzijdige voorstelling. Deze waardige beginselverklaring, die helaas in onzen tijd verre van overbodig is, heeft de schrijver van het begin tot het eind waar gemaakt. In de inleiding wordt aangekondigd, hoe de taak is opgevat: hoofdzaak is het leven der massa, zonder miskenning van de beteekenis der individuen. Levensomstandigheden en denkbeelden zullen in de eerste plaats beschreven worden. Het politieke en het religieuze krijgt een belangrijke plaats, evenzoo het agrarische leven, terwijl letteren en kunst op den achtergrond zullen blijven, daar zij slechts tot een élite spraken, en het economische evenzoo, omdat de economische factoren tot voor kort een geringen invloed op de ontwikkeling der natie gehad kunnen hebben. De verdeeling van de stof is zeer gelijkmatig; men heeft hier niet die overschatting van de recente geschiedenis, door het onderwijs helaas zoo onoordeelkundig bevorderd, en zoo schadelijk voor echt historisch besef. Van een aaneengeschakeld geschiedverhaal is opzettelijk geen sprake; de zoogenaamde groote feiten worden zeer terloops vermeld. Of de geschiedenis zulk een sterke reductie van haar episch en dramatisch karakter verdraagt, is een vraag, waarop de waarde van het boek het antwoord moet geven. Seignobos, geboren 1854, toont zich hier in zijn volle kracht. In den volmaakt eenvoudigen en duidelijken vorm, dien men van hem gewoon is, ontrolt hij in een voortreffelijk geordende indeeling en samenvatting zijn beeld van het Fransche volk in de verschillende tijdperken van zijn bestaan. Het zijn altijd de hoofdzaken en de wezenlijke dingen, die hij behandelt. Zonder eenige voorkeur, zonder een woord van verheerlijking of smaad gaat de uiteenzetting voort. Het bijzondere, het aangrijpende gaat volstrekt en opzettelijk te loor, en toch verliest het werk geen oogenblik zijn levendig, ja zelfs boeiend karakter. Bijzonder goed zijn steeds de gedeelten over regeeringsstelsel, ambten, partijen, maar niet minder treffend is bij voorbeeld de schets van de beschaving der 17e eeuw. Wie van een willekeurig deel van het Fransche leven even een scherp en bondig beeld wil hebben, hetzij onderwijs, industrie, zeden, rechtspraak, zal bijna altijd eenige bladzijden van zijn gading vinden. De trant blijft overal populair, zonder een oogenblik onwetenschappelijk te worden. De schrijver verbindt gaarne een notie aan de sporen, die het historische feit in de taal achterliet, en verzuimt nooit, op de resten van oude instellingen en gebruiken in het heden opmerkzaam te maken. | |
[pagina 562]
| |
Reeds de inleiding bereidt er den lezer op voor, dat de vreemde invloeden en elementen in Frankrijk's ontwikkeling met nadruk zullen worden aangewezen. Seignobos verwerpt niet alleen elk begrip van een ‘race française’, maar eveneens dat van natuurlijke grenzen. De heterogene samenstelling van wat eens het Fransche volk zou zijn, en de accidenteele groei van het rijk worden zonder eenige vooringenomenheid voor Keltisch, Latijnsch of wat ook, in hun eenvoudige feitelijkheid beschreven. Ziehier een aantal voorbeelden van dien nadruk, waarmee Seignobos de vreemde elementen in het ontwikkelingsproces aanwijst. De Renaissance was een vreemde beweging, die tegen den Franschen volksaard, zooals deze zich gedurende de Middeleeuwen gevestigd had, streed. De Bourgondische beeldhouwkunst werd door vreemden gemaakt, de Fransche krijgskunst der 17e eeuw bouwde op vreemd model, de letterkunde tijdens het Keizerrijk was in vreemde handen (de Staël, Constant, de Maistre). Lodewijk XIV ‘ne représentait pas le caractère français’, en het beste wat zijn regeering opleverde, was reeds in 1661 bereikt. Napoleon werd nooit volkomen Franschman, en Napoleon III kende het Fransche leven niet. De oorlogen en de diplomatie worden nauwelijks aangeroerd. Van de overwinningen der Revolutie wordt enkel gezegd, dat zij werden ‘attribués à la valeur française’. Al de veldtochten van Napoleon moeten het doen met een enkele vermelding, dat het ‘de grandes victoires’ waren. De oorlog van 1870 wordt ingeleid met de woorden: ‘le ministre des Affaires étrangères engagea la France dans un conflit avec la Prusse qui amena la guerre contre l'Allemagne’. De wereldoorlog wordt in één regel vermeld. De sceptische humaniteit, die Seignobos zoo afkeerig maakt van elke nationalistische strekking, terwijl toch de liefde tot zijn volk uit iedere bladzijde straalt, leidt hem tot zekere wetenschappelijke nuchterheid, waarin voor velen zijn voortreffelijke verdienste haar grens zal vinden. Het fijne sociologische inzicht, waarmee hij beschavingstoestanden beschouwt verleidt hem, het ethische en religieuze gehalte van de cultuur vrijwel weg te cijferen. In alles wat het Christendom betreft, vertoont Seignobos ons het type van een volslagen laïciteit, in Frankrijk zeer gewoon, maar waaraan wij wat ontwend zijn. Over alles wat geloof is spreekt hij zeer billijk en oordeelkundig. zonder een zweem van oneerbiedigheid, maar volkomen onverschillig. Het Christendom leerde ‘une théorie générale sur le monde et la destinée | |
[pagina 563]
| |
de l'homme’, het inspireerde ‘des sentiments nouveaux réunis sous le nom de foi’, en verbood ‘un grand nombre d'actes qualifiés de péchés’; de geestelijkheid noemde zich herders ‘par une métaphore énergique restée en usage’Ga naar voetnoot1. Alles louter als ethnologie behandeld. Geen wonder dus, dat ook het Christendom als ‘vreemde’, Oostersche invloed wordt aangemerkt. Het werd van bovenaf opgelegd, en de ‘croyances’ van het volk bleven heidensch tot den huidigen dag. ‘Mais du moins... l'église... faisait pénétrer... un peu de vie publique.’Ga naar voetnoot2 In overeenstemming met deze opvatting wordt de geheele kerkgeschiedenis der Middeleeuwen wat eenzijdig als machtsontwikkeling begrepen. Ten opzichte van kerkbegrip, pausdom en conciliën zijn de gegeven voorstellingen te simplistisch. Hetzelfde bezwaar geldt eenigermate van de middeleeuwsche staatsgeschiedenis. Seignobos ziet, schijnt het mij, den Merowingischen en Karolingischen tijd wat al te primitief. Hij miskent de groote beteekenis van het koningschap, regnum, als rechtsbegrip, en onderschat daardoor de staatvormende kracht der koninklijke rechtspraak. Ook de feodaliteit ziet hij te uitsluitend van haar destructieven kant. De schrijver heeft zelf zich bij voorbaat van ‘beaucoup d'erreurs de détail’ beschuldigd, die hij vermoedt te hebben begaan. Ik geloof niet, dat zij talrijk zijn. Over enkele tekortkomingen van bijkomstigen aard zal ik hier niet uitweiden. In zijn geheel werkt ondanks de genoemde bezwaren het boek in hooge mate overtuigend en verhelderend. De wijze gematigdheid, de eenvoudige oprechtheid, de afwezigheid van nationale of sociaal-economische thesen en theorieën, de echt democratische menschelijkheid, toonen ons den bejaarden schrijver als een edelen vertegenwoordiger van het Fransche volkskarakter, zooals het hem voor oogen staat: ‘un peuple prudent, raisonnable et pacifique’. Dit boek komt in onzen tijd vol barbaarsche humbug en kwaadwillige verdwazing zeer van pas. |