De uil met zeven zuurtjes(1959)–Diet Huber– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Oud vrouwtje had een muts gebreid Oud vrouwtje had een muts gebreid, liep het paardje achterna: ‘Paard, wil je mijn mutsje hebben?’ ‘Nee!’ zei het paard. ‘Een muts? Aba! Ik heb manen op mijn kop en daar staat zo'n muts niet op!’ Oud vrouwtje liep het koetje na: ‘Koe, wil je mijn mutsje hebben?’ ‘Nee!’ zei de koe. ‘Een muts? Aba! Om een muts geef ik geen zier, 'k zou me schamen voor de stier!’ Oud vrouwtje liep het haantje na: ‘Haan, wil je mijn mutsje hebben?’ ‘Nee!’ zei de haan. ‘Een muts? Aba! Foei, eer ik een mutsje nam op mijn mooie, rode kam!’ Oud vrouwtje liep het varken na: ‘Varken wil je mijn mutsje hebben?’ ‘Ja!’ zei het varken, ‘geef maar op! Ik had net zo'n koude kop, en 't is zomers vást zo goed als de beste zonnehoed!’ ‘Och!’ zei het vrouwtje, ‘hij zegt ja! 't Varken wil mijn muts, hoera! Bijna was 't voor niets gebreid, want het was mij zelf te wijd!’ [pagina 19] [p. 19] Vorige Volgende