[Tenor]
Tenor, hooge mannenstem. In de opera onderscheidt men verschillende typen. De helden- of dramatische tenor (Fr.: fort ténor), een krachtige stem, die de hooge tonen meestal alleen fortissimo zingt: Raoul in Meyerbeer's ‘Les Huguenots’, de groote Wagnerpartijen. De lyrische tenor of ténor de demi-caractère, een warmer en soepeler stem, b.v. Faust in Gounod's opera, Rodolfo uit Puccini's ‘Bohème’. De ténor léger, voor beminnelijke speelrollen, b.v. Almaviva uit Rossini's ‘Barbier’. De ténor comique of trial (zoo genoemd naar een beroemd zanger uit de 18e eeuw), vooral voor partijen van de opéra comique; Ravel karakteriseert aldus Torquemada uit ‘L'heure espagnole’. De haute-contre of ténorino, zeer hooge en lichte tenorstem, als in ‘L'Enfance du Christ’, van Berlioz.