[Smetana, Bedšrich]
Smetana, Bedšrich (2 Maart 1824-12 Mei 1884). Bedsrich (= Frederik) Smetanais de vader der moderne Tsjechische muziek. Deze zoon van een bierbrouwer wijdde zich in 1843 geheel aan de toonkunst. Hij studeerde theorie en piano aan de muziekschool van Proksch te Praag. In 1848 stichtte hij er zelf een eigen muziekschool, die hij tot 1856 leidde. Daarna was hij vijf jaar dirigent te Gotenburg (Zweden), waarna hij weer naar Praag ging. Hier werkte hij als dirigent, pianist, schrijver over muziek en componist. In 1874 werd hij doof, zoodat hij zich geheel moest terug trekken. De laatste twee jaar van zijn leven was zijn geest verzwakt.
Van zijn opera's is vooral bekend ‘De verkochte bruid’ (Prodana nevěsta); H.M.V. nam haar volledig op in het Tsjechisch.
De cyclus ‘Mijn vaderland’ (Ma vlast) bestaat uit zes symphonische gedichten (1874-79). I ‘Vyšehrad’. Aldus heet de burcht der Boheemsche vorsten bij Praag. De zanger Lumir zong er bij de harp. Na wilden strijd was het met de pracht van dezen burcht gedaan. Als een verre echo Lumir's gezang. II ‘Vltava’ (De Moldau). Uit twee bronnen ontspringt zij. In het woud aan haar oevers wordt gejaagd, vieren boeren bruiloft, dansen nymphen in den maneschijn. Breed stroomt de rivier langs de Vyšehrad (z.b.). III ‘Sarka’.