S.
[Saint-Saëns, Camille]
Saint-Saëns, Camille (9 Oct. 1835-16 Dec. 1921). Als leerling van het conservatorium te Parijs, zijn geboortestad, had hij o.a. les van Halévy; bij Gounod studeerde hij privé. In 1851 leerde hij Liszt kennen, die grooten invloed op hem had. Een jaar later dong hij zonder succes naar den Prix de Rome*. Enkele jaren was hij organist, o.a. van de Madeleine; van 1851-1865 werkte hij als pianoleeraar aan de Ecole Niedermeyer; hij gaf toen o.a. les aan Fauré. In 1864 mislukte een tweede poging om den Prix de Rome. Sedert dien schreef hij verschillende opera's, waarvan vooral ‘Samson et Dalila’ (1877) beroemd werd. Na den Fransch-Duitschen oorlog ageerde hij tegen de verwaarloozing van de Fransche componisten, die instrumentale werken schreven. Toch hoort men in zijn symphonische gedichten uit dien tijd, o.a. in de ‘Danse macabre’ den invloed van Wagner, dien hij aanvankelijk zeer vereerde, later echter verloochende.
Le carnaval des animaux (1887). Deze cyclus van veertien dierenportretten heeft den ondertitel ‘groote zoölogische fantasie’. Zij lijkt echter meer een muzikale fabel, soms zelfs een satire. De bezetting van het werk is even ongewoon als doeltreffend: twee piano's, twee violen, altviool, cello, contrabas, fluit, klarinet, harmonica en xylophoon. I Inleiding en koninklijke marsch. De stoet wordt geopend door het dier, dat volgens menschelijke overlevering de koning van zijn collega's is. Natuurlijk gaat het plechtig toe in dit Andante maestoso, dat inzet met twee tremoleerende piano's, welke na een geweldig glissando een traditioneele fanfare laten hooren; dan een marsch,