[Phraseering]
Phraseering, het laten uitkomen van de phrasen, den zinsbouw van een compositie. In de letterkunde wordt de structuur van een gedicht door het typographische aangegeven (elke versregel begint met een nieuwen regel, tusschen de strophen wit) en voor de fijnere nuancen door de leesteekens. De muziek, die over het algemeen een aan de dichtkunst verwante architectuur heeft, geeft bijna niet de structuur uiterlijk weer; zij beschikt alleen over grove aanwijzingen als legato-bogen en staccato-teekens. Het classieke voorbeeld over de waarde van de komma kan tot voorbeeld strekken inzake het phraseeren in de muziek: iedereen begrijpt het verschil, wanneer de knecht tot zijn heer zegt ‘Nichts, würdiger Herr’ of ‘Nichtswürdiger Herr’. Op dezelfde wijze wordt vaak in de muziek de ‘Luftpause’ op de verkeerde plaats genomen, daar de ‘komma's’ der muziek over het algemeen aan de herscheppers worden overgelaten. De fijnste schakeeringen in de andere middelen voor phraseeren, minutieuze dynamische* en agogische* accenten, kunnen onmogelijk voorgeschreven worden; de herschepper moet er zelf over beschikken. Vandaar, dat het phraseeren van zoo groot belang is voor de opvatting* of voordracht. Voor de phraseering van Bach's werken heeft Schweitzer in zijn monographie belangrijk werk gedaan, al zal men het in de details niet steeds met hem eens zijn.