[Orgel]
Orgel. Dit instrument is voortgekomen uit het waterorgel van de Grieken (2e eeuw v. Chr.), waarbij de lucht door middel van water samengeperst werd. Reeds in de 4e eeuw na Chr. waren de Byzantijnsche orgels met balgen voor lucht in gebruik. Sedert dien heeft het instrument zich geweldig ontwikkeld. Het tegenwoordige orgel heeft een tot vijf manualen en een pedaal; deze kunnen volgens verschillende systemen correspondeeren met de pijpen: zuiver mechanisch, door een stelsel van hefboomen en latjes (abstracten), rein-pneumatisch, waarbij de orgelwind de kracht levert om de beweging van den toets in de pijpen effect te laten hebben, en electro-pneumatisch.De pijpen produceeren verschillende timbres door de uiteen loopende vormen (conisch, cylinder-, prisma-, pyramide-vormig) door het materiaal (hout of metaal) en door de wijze van toonvoortbrenging (lippen of tongen). Een stel gelijksoortige pijpen noemt men een register; de registers worden door knoppen op de speeltafel inen uitgeschakeld.
Mozart noemde het orgel (in het Duitsch n.b. vrouwelijk): ‘de koning der instrumenten’, een uitspraak, die men meestal op naam van Berlioz stelt. Noorderlingen voelen het orgel als het ideale instrument voor gewijde muziek aan, en houden van zijn wat starren en massieven klank meer, dan Zuiderlingen plegen. practisch is het instrument een gemechaniseerd, door één speler oeconomisch bezet, blaasorkest, aesthetisch bestrijkt het een eigen