briefjes met Suzanne's zessen vielen op haar deurmat en die met Martijns zevens op de zijne.
Pas toen Martijn een ansichtkaart van Martje kreeg, was hij gerust. Suzanne had gelijk gehad: hij was een mierenneuker, familieziek met negatieve vaderbinding.
‘Erg bedankt voor alle moeite die je voor me gedaan hebt en liefs, Martje.’ ‘Hier gaat alles prima’ stond er tussen haakjes achter.
Korte tijd daarna kwamen Suzanne's laatste zes en zijn laatste zeven aan en de wereld leek één grote uitnodiging.
Zou het Londen worden of India of Rome, deze vakantie?
Martijn bedacht zich dat hij zijn vader zou opbellen. Hij zou immers het onzinnige idee kunnen krijgen om over te komen voor de uitreiking van hun kandidaats-bul?
‘Pronto, pronto,’ klonk het. Martijn legde de hand op de hoorn terwijl Suzanne schaterend met haar hoofd op z'n schoot lag.
‘Thomas, Thomas,’ riep Martijn overmoedig terwijl hij van opwinding de fles omschopte waarin nog een laatste restje van de ‘Sélection de St. Jacques’ van Simon de Wit zat.
‘Thomas, we zijn geslaagd.’
Thomas zei nu iets terug dat nauwelijks verstaan kon worden maar Martijn begreep dat het goed bedoeld was.
‘Nee, je moet niet komen,’ riep Martijn, maar toen begon het hem op te vallen dat Thomas het kennelijk over iets anders had.
‘Wij naar jullie?’ vroeg Martijn ongelovig. ‘Nee, eerlijk gezegd, nee. Wàt?’ vroeg Martijn nu en Suzanne ging rechtop zitten, er klonk onheil in Martijns stem. ‘Maar ik dacht dat het goed met haar ging?’
Martijn had er blijkbaar niet veel zin in om het goed te verstaan.