plek eigenlijk,’ hij rilde van het woord. ‘Of vind je je studie leuk?’ vroeg Leo ongelovig.
‘Jawel hoor,’ zei Martje.
‘Pim pom pedepom pon pom,’ zong Leo mee met het strijkkwartet dat uit zijn radio kwam, ‘hoe bestaat het!’
‘Houdt u niet van uw werk?’ vroeg Martje.
‘Als je Leo zegt, dan moet je ook het u weglaten,’ zei Leo en hij dacht aan Rosa die nu waarschijnlijk nog met haar man in bed lag.
‘Roos, Roos, waarom moet ik weer alleen op reis.’
‘Wat zegt u?’ vroeg Martje.
‘Ik zei, Roos waarom moet ik zonder jou op reis,’ zei Leo.
‘Oh,’ zei Martje.
‘Dat is een lied,’ zei Leo en haalde een Daf in.
‘Oh,’ zei Martje. ‘Mag het raampje een beetje open?’
‘Als jij m'n petje van de achterbank haalt dan doe ik 't dak open,’ zei Leo en keek toe hoe Martje zich uit de riemen worstelde.
‘Fasten seatbelts, fasten seatbelts,’ zei de Volvo.
Leo glimlachte, in het park had ie Roos voor 't eerst gekust, ‘fasten seatbelts, fasten seatbelts’. Rosa scheen dat ridicuul te vinden en sindsdien had hij het lampje, waar ie waarachtig ooit nog trots op was geweest ook, lachwekkend gevonden, 'n Kaart kon hij natuurlijk sturen, een brief was moeilijker.
‘Martje, Martje,’ zei Leo, ‘is het leven niet prachtig,’ en hij frommelde een sigaret uit het nieuwe pakje en stak die aan met zijn nieuwe vakantie-aansteker, waarna hij hem terug legde zodat ze samen weer gezellig in het schone linker vakje lagen. Hij zette het petje op en deed het dak een kiertje open. ‘Zo heb je geen last van de rook, hoop ik.’
‘Nee hoor,’ zei Martje flink, hoewel ze wist dat ze meer last van wagenziekte zou krijgen als hij rookte.
‘Als we Arnhem voorbij zijn gaan we koffie drinken,’ zei