by Wil. van Drillenburg, en bragt het in dien tyd zoo veer dat hy al een zoet landschap (zwemende naar den trant van zyn meesters werk) maken Konde.
Naderhand begaf hy zig tot het schilderen van pourtretten, en vertrok van Dordrecht naar Amsterdam, daar hy kwam te trouwen aan de Dochter van een zilversmit. Hy zoude het wis veer hebben gebragt, zoo hy niet van aart verandert, meer geneigtheid voor gezelschap en kroegen, dan voor 't oeffenen van de Konst gekregen had. Eindelyk vertrok hy naar Grol, daar hy zig begaf tot bloemeschilderen, en onderwyzen van de jeugt, tot welker dienst hy een boekje, genoemt de groote Waereld in 't kleen geschildert, handelende over de vermengingen en behandelinge der olyverven, geschreven heeft in 't jaar 1692. maar het is ook wel zoo grolachtig, dat ik de moeite genomen heb van een bladzyde uit te schryven. juist daar ik het opsla handelt hy van de knollen, (een woort dat in rymen heel wel sluit op grollen) pag. 153. zegt hy daar: maar wy spoeden ons om wat meer van de gezonde KNOLLEN te zeggen, die, als ze droog en zoet als de Nimweegse zyn, wel een Doctor konnen besparen, welkers medicynen meerendeels zoo goed en zeker niet worden bevonden.
Deze worden op den dag geschildert met wit, ligten oker en zwart; en in hare schaduwe moet men het ligt wat minderen. 't Groenagtige van knollen word verkregen op den dag met as, schytgeel en wit, en in de schaduwe met zwart, Indigo en schytgeel, en vereist de reflexie wat meerder schytgoel.
Indien 'er nu iemant mogt verlegen zyn, wat hy