heb ik 'er Beesjes van gezien die fraai en natuurlyk geteekent waren.
Hy was een Haarlemmer, en heeft zig meest in die Stad onthouden. Hy verplaatste zig naderhand wel naar Engeland, maar de fortuin was hem daar niet geheel gunstig. Dus kwam hy weder naar zyne geboortestad afzakken, daar hy redelyk wel voor zyn Konst betaald werd. Hy was een wel gemaakt man, en van wezen een tweede Adonis, wel bespraakt, en altyd lustig en vrolyk, waar door hy by elk een bemint, en in alle gezelschappen welkom was. Hy zelf was daar toe geneigt, zoo dat, als hy geld ontfangen had van een stukje Schildery, hy het zelve geruster harte, op eene reis konde verteren: zeggende, men moet niet zorgen voor den morgen. Waarom ook zyne goede vrienden (wanneer hy gestorven was) genootdrukt waren, in alle Herbergen, daar hy gewoon was te verkeren, opzamelingen van penningen te doen, om hem ter aarde te brengen.