Naderhand is hy gaan wonen met zyn huisgezin te Frankfoort, daar hy menigte van pourtretten gemaakt heeft, waar in elk een goed bevallen had; aangezien hy in den agtergrond, of een cierlyk landschap, of Beesjes te pas bragt: gelyk hy ook dikwils verscheiden pourtretten tot een Historie schikte, zoo uit den Bybel als andere oudtydze geschiedenissen, daar Beesten en Landschappen by vereischt werden, waar door hy niet alleen veel geld won, maar ook veel over ley; en dus door een levendig voorbeeld aan zyn Zonen (die hy alle in de Konst opkweekte) liet zien, dat de oude spreuk: Sparen is een goede schat, waarheid zeit.
Egter droeg hy zig als een braaf Man betaamt, en had verkeering met de braafste en aanzienlykste luiden van die Stad. Maar (wie kan zyn noodlot ontwyken?) hy verloor alles wat hy gespaart had op eenen stond door een fellen brand op 't laatst van 't jaar 1685. Deze brand ontstond door agteloosheid in de Stads Pakhuizen, of wel eerst in de Broodbakkery voor de Stads Soldaten, welke agter zyn huis aankwam, en sloeg van daar voort, en zette een groot deel van de Stad in vlam. Hy die in dien nood nog wat van zyne goederen meende te bergen, vloog door de vlam, om weg te dragen, 't geen hy onbeschadigt vond, onder andere een Porcelyne vlesje met een goud dekzel; maar alzoo hy daar meê nevens ander goed in alleryl kwam aantorsen, ontviel hem het flesje en brak. Hy in verbaastheid niet wetende wat hy deed, bukt naar het zelve om 't dekseltje te krygen, maar word inmiddels door den stoom, en zwaren rook bevangen, en zygt neer. Sommigen dit ziende drongen daar op in, en sleepten hem zoo zy best konden, dog tot zyn onge-