gehoorzaamde en kwam t'huis, dog was in dien tyd de Duitsche taal zoodanig ontwent en vergeten, dat zyn Ouders genootzaakt waren eenen die zig der fransche taal verstond te halen, en dus met hem te spreken.
Zedert dien tyd heeft hy te Rotterdam vele Beeltenissen der voornaamste luiden van die Stad gemaakt, en door zyn hups gedrag, en Konst, veel vrienden verkregen. Hy kwam naderhand te trouwen met de Dochter van Pieter Montagne die na bevriend was met verscheide Heeren van de Regering van Rotterdam en Schoonhoven, waar door hy begunstigt wierd met het Majoorschap der Stad Rotterdam, 't geen hy tot het jaar 1664 heeft bedient. Ondertusschen bleef het konstvuur in hem levendig, zoo dat hy in dien tyd een groot pourtretstuk voor de Schuttery maakte dat heden nog in de Stads Doele kan gezien worden, hangende op de Princekamer, welk het vermogen van zyn penceelkonst te kennen geeft.
Naderhand wisselde hy het Stads Majoorsampt voor het Schoutsampt van Hillegersbergh het welke hy tot groot genoegen der ingelanden bedient heeft tot het jaar 1697 wanneer hy stierf.
Behalven vele Beeltenissen van levensgroote welke hy gemaakt heeft tusschen de belemmering van zyne bedieningen, heeft hy ook verscheiden Moderne Kamerstukken, Bataljes, Jachteryen enz. waar zyn lust op viel, uit enkel vermaak met roem geschildert.