vervallen, gints en herwaard geschokt, eindelyk zig te barsten stooten: volk en goed in gevaar van omkomen gebragt word, vertoonende zig menigten van menschen op eenig gesloopt wrak; terwyl andere weer door 't zwemmen hunne lyfsberginge zoeken. Of ook wel weer hoe de schipbreukelingen aan eenig bevolkt strand, hun wedervaren met opgeschorte schouderen verhalen, en om bystand bidden enz. Deze en diergelyke droevige voorwerpen heeft hy in hunne vertoonselen zoo eigentlyk weten uit te beelden; als ook, Lucht, Water, Klippen, en Stranden zoo natuurlyk te schilderen, dat hy geoordeelt wierd de beste in zyn tyd, in die wyze van schilderen, te wezen. Hy stierf 1652.