De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
(1976)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermd[Nikolaas de Helt Stokade]Gelderland, hoe wel op veere na zo vrugtbaar niet in 't voortteelen van penceelkonstenaren als wel andere Nederlandsche Provincien, heeft egter meê in der tyd konstoeffenaars voortgebragt, die door hunne fraaije uitwerkselen verdienen, dat zy om hunne gedagtenisse levendig te houden, nevens anderen eens weder ten Toneel worden gevoert. Onder deze was NIKOLAAS de HELT STOKADE, geboren te Nimwegen in 't jaar 1613. Weinig van zyn prysselykste werken zyn hier te Land te zien, aangezien hy zyn beste tyd te Rome en Venetien heeft doorgebragt. Des moeten wy den lof dien zyne Konst verdient, uit het gerugt van Vrankryk (daar hy met J. Sandrart verscheide groote werken voor den Koning gemaakt heeft), en Zweden herwaarts over gebragt, afleiden. Zyne Beelden waren vast geteekent, en zagt, | |
[pagina 365]
| |
poezelig en bevallig geschildert, waarom die ook het oog van Koningin Christina, en 't keurig Hof van Vrankryk behaagt hebben. Hy was 1662 nog in leven. Van hem word getuigt dat hy altyds de voorwerpen, schoon dezelve menigwerf door anderen waren afgebeeld, in een andere gedaante door zyn konstpenceel vertoonde, ook daarom voordagtelyk een ander Ga naar voetnoot*Tydstip in de voorwerpen heeft bespiegelt; als by voorbeeld in zyn Andromeda | |
[pagina 366]
| |
Dochter van Cefeus derGa naar voetnoot† Mooren Koning, en Kassiope, om welker hoogmoed, zy dat droevig lot moest ondergaan. De meesten hebben Andromeda, met betraande oogen ten Hemel geslagen, of als met de doodverf op de lippen naar het Zeemonster omziende en dus klagende verbeeld:
O Rots! o Rots! verhoor myn zugten; en ontsluit
Dees ketenen, of spuw die yz're krammen uit.
Ik zie 't gedrogt van verr' het ruime pekel scheuren.
Help! help! ag! ag! van wien zal my nog hulp gebeuren!
Maar onze Held verbeelde haar, van de rots verlost, schaamrood voor zig neerziende, waar op Lud. Smids ziet, en Perseus dus sprekende invoert:
Andromeda! vergun dat ik uw zagte hand
Van dit hard yzer vry: het monster is verslagen,
En dobbert hier, met door gekorven ingewand.
Reyk toe. Gy zult in plaats van yzer paerlen dragen.
Schaam u voor Perseus niet. Hy slaat zyn oogen neer,
Om die niet, met den glans der naakte leedematen
Te kwetzen. Ween ook niet, o schoone, ween niet meer.
Dwing dog de droefheid, en de schaamt' u te verlaten.
| |
[pagina 367]
| |
Ook heeft J.v. Vondel, der moeite waart geagt, zyn pen te versnyden, om eenige van zyne konststukken onder zyne Rymoeffeningen te gedenken: als namentlyk de Klelia by den Heere Hoogenhuis. Waar op hy dus zeit:
De Roomsche Klelia ontzwom met d'eedle maagden
De gyzeling: en 't oog der schiltwagt en de doot:
Waarom zy zulks Porsenne en al den Raat behaagden,
Dat d'eerste, op 's Vyands eisch, een Riddersbeeld genoot.
En op het uitdeelen der graanen door Joseph in Epypten.
Geheel Egypte brengt den Ryksvoogt schat en have
En leeft nu zeven jaar by 't uitgereikte graan.
Het vrye volk door noot word 's Konings eigen slave.
Een mans voorzigtigheid kan duizenden verzaân.
Dus ook J. Vos, op 't zelve stuk in de Trezory:
De honger dryft het volk naar Josephs schuur om graan.
De voorzorg is een burg voor land en onderdaan;
Men zorgt aan 't Y, in weeld, tot steun van andre tyen.
De Schatbewaarders zyn tot heil der Burgeryen.
Zyn Beeltenis zietmen in de Plaat R boven aan, op de linkerhand van Bamboots.
'T word voor een van de bevattelykste stellingen der Natuurweetkunde gehouden. Dat de eigen aart en geneigtheid, even als de gelykheid der wezenstrekken en andere kenteekenen in, of door | |
[pagina 368]
| |
de voorttellinge van Vader, tot kind overgaan; om dat de daagelykse voorbeelden zulk bevestigen. |
|