hy zig naar brave voorbeelden, inzonderheid de penceelwerken van Tintoret oeffende.
In dien tyd stond het Roomsche Kerkbestier aan Urbaan den achtsten die Konstminnende zynde veel gelegentheid gaf tot het aankweken en voortzetten van jonge meesters, daar hy zekerlyk groote opgang gemaakt zou hebben, zoo niet een tusschenval hem en zynen konstgenoot Joan Frederik van Ysendoren, door een gevegt tegen twee Spanjaards, die hen voor Ketters hadden uitgemaakt, en gedreigt aan den Raad der Inquisitie aan te klagen, van dat voordeel had berooft; want zy zig hier door genootzaakt vonden Rome in alleryl te verlaten, en zig stil naar Florence te begeven, daar zy een wyl hun verblyf hielden, en hun Konst oeffenden. Van daar reisden zy naar Parys, en kort daar aan naar Antwerpen, alwaar zy afscheid van malkander namen. Ysendoren begaf zig naar Wyk te Duerstede in 't Stigt, (daar hy naderhand nog Opperschout geweest, en gestorven is in 't jaar 1684.) en Fouchier naar Bergen op den Zoom daar hy vele jaren de Konst geoeffent heeft; dog ziende dat zyne behandeling op de wyze van Tintoret geen deurgang vont, stapte hy in tyds daar van af, en schilderde gezelschappen op de wyze van Adr. Brouwer, daar hy veel beter by stond. Ook oeffende hy het glasschilderen daar hy veel geld meê won, en dus meê onder de gelukkige mag geteld worden.
Hy stierf, na hy eenige dagen ziek geweest had, en werd in de Groote Kerk van zyne geboortestad begraven in 't jaar 1674.
De zon in 't prilste van de lieve lent uit de blaaubenevelde oosterkim opgerezen, verbeeld de