De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
(1976)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 224]
| |
van geringe geboorte, maar hadden veel geld, en zynde een eenige Zoon hadden zy veel met hem op. Zyn geneigtheid liep al vroeg op 't leeren van de Schilderkonst, 't geen zy hem inwilligden, dog deden daar ontrent geen goede keur, 't geen hem dikwils van meester deed veranderen, verdrietig maakte, en deed besluiten zig buiten eenig onderwys naar 't leven te oeffenen, 't geen wel gelukte. Zyn borstbeeld vertoont zig aan d'overkant, tusschen de beeltenissen van J.v. Bronkhorst en P.J. van Asch, in de Plaat L. waar by zig een Academie beeld, afgeschetst op papier, nevens een pourtret doet zien. Met zyn 19 jaar kwam hem het reizen in 't hoofd; waar op hy besloot door Vrankryk naar Italien te trekken, maar bleef eenigen tyd in Vrankryk ten huize van een Duitscher, een gemeen schilder. Naderhand ging hy op zig zelf wonen in het Collegie van Laon, waar Nikolaas Pousyn toen een woning nam, en met Philips groote vriendschap onderhield. Chesne, een Schilder maar een zottebol en windbuil, had aangenomen eenig werk te schilderen in het Paleis van Luxenburg, en gebruikte daar toe deze twee jonge Konstenaren. Champanje maakte het groot, en Pousyn het kleen werk tot de cieraden van dat vertrek, en zy verstonden elkander daar in. De Koningin nam zeer groot genoegen in het werk, inzonderheid dat van Champanje van wegens des zelfs helderheid, in vergelyking van dat van Pousyn. Chesne die hier door bemerkte dat hy zig uit het nest (als men zeit) gestooten had, en hem ligt geen ander werk meer zoude worden aanbesteed, werd nayverig op Champanje, en veroorzaakte moeilykheid. Maar Champanje die den vrede beminde | |
[pagina t.o. 224]
| |
[pagina 225]
| |
ontging dit, en vertrok naar Brussel, om zyn Broeder te bezoeken. Wanneer hy eenigen tyd daar geweest hadde, werd hy andermaal voornemens naar Italien te gaan, maar zyn reis niet door Vrankryk maar door Duitschlant te nemen: dog eer hy zig op reis begeeft komt de Abt van St. Ambrosius, Sur-Intendant des Bâtimens, tot Brussel, met berigt dat Chesne die hem hartig was, gestorven was, en verzoekt hem weder te komen tot Parys. Champanje was niet zoo haast te Parys gekomen of hy wierd opzigter gemaakt over de konstkabinetten van de Koningin, met een inkomen van 1200 gulden jaarlyks. Zy liet hem ook eenige groote werken schilderen, in de Kerk en 't Klooster der Carmeliten, in welken tyd hy ook trouwde met de Dochter van meergemelde Chesne die veel geld hadde. Zie hoe de gevallen zig van begin af aan schikten tot zyn geluk? en hoe sommigen in deze waereld altyd tegen stroom en wind moeten oproeijen, terwyl anderen gemakkelyk voor den wind zeilen. De Kardinaal de Richelieu zogt hem door anderen te lokken uit den dienst der Koningin, met aanbiedinge dat hy zoo veel zoude eisschen als hy begeerde om voor hem te schilderen, maar hy sloeg dit op een beleefde wyze af, en voegde daar by: Dat hy den Kardinaal (indien hy zulks begeerde) wel een schilder zoude aanwyzen die hem genoegen zoude geven, en verzogt vorder in zyn gunst te mogen blyven. Dit antwoord by den Kardinaal overgebragt, was oorzaak dat hy te meerder agtinge voor hem kreeg, om dat hy niet ontrouw wilde wezen aan die hem wel beloonden, en liet hem zyn afbeelding op verscheiden wyzen schilderen. | |
[pagina 226]
| |
Hy was yverig en van een werkzamen aart, en heeft veel beroemde Konstwerken in dat Koninkryk gemaakt. In 't Cabinet des singularitez d'Architecture, Peinture, Sculpture, & Graveure &c. Par Florent le Comte, I.D. p. 78. is een lyst van al zyne berugte werken, waar ontrent inzonderheid geroemt word zeker stuk, waar in Louys de xiii, knielende voor een Mariabeeld, dat hy zyn Rykskroon aanbied, verbeeld staat. Dit stuk had hy geschildert voor de Zilverwinkelhouders te Parys, en 't is in de Kerk van Notre-Dame, of de Lieve Vrouwe Kerk, opgehangen; gelyk dezelve uit een oud gebruik jaarlyks gehouden zyn te doen; waar toe zy dan een der voornaamste Konstschilders uitkeuren. Welk konststuk voor af op den Feestdag van Maria, van den morgen tot den avond, voor de Kerk te pronk hangt, om van allen beschouwd te worden. Monsr. Poncet Raadsheer in 't Hof der Aydes, kwam hem eens op eenen zondag bezoeken om van hem geschildert te worden, maar hy weigerde zulks te doen (schoon hy een groot man en byzonder vriend van hem was); om dat hy zwarigheid maakte van de Kerkelyke beveelen, en het gemeen gebruik te overtreden; hoe gretig hy ook op winst was. In dien tyd werd de roem van C. le Brun, toenmaals nog in Italien, door geheel Vrankryk getrompet, en zyne aanhangers maakten zyne bekwaamheden nog veel grooter dan zy waren (gelyk het gemeenlyk gaat als men iemant gunst bewyzen wil) om hem tot Hofschilder van den Jongen Koning Louys den xiv in te dringen. Maar Champanje kreunde zig daar niet aan. Hy | |
[pagina 227]
| |
had (als het spreekwoord zeit) zyn Schaapjes op 't droog, en storf in 't jaar 1674, oud 72 jaren.
Geen enkel, maar verscheiden voorbeelden hebben ons doen zien, dat het konstzaad in 't stambloed verspreid, van d'eene tot d'andere Eeuw nieuwe Konstbloeizels heeft voortgebragt. |
|